De Kerk te Almelo: een "andere" geschiedenis.

Almelo, een staat apart

Verschillende kerken, ook die te Almelo, hadden ooit te maken met een plaatselijke "HEER", die in zijn gebied alles voor het zeggen had. Almelo, met Vriezenveen, was een "Hoge Heerlijkheid", die politiek rechtstreeks viel onder gezag van de "Rooms ("Romeins") Koning", later de Duits of Rooms Keizer. Kerkelijk behoorde Almelo tot het Bisdom Utrecht. Na 1528 verviel de wereldlijke status van de Bisschop. Na de Vrede van Münster tuimelde de oppermacht omlaag naar de Staten van Overijssel. In 1705 kregen de Heren van Almelo van de Duits Keizer wegens grote verdiensten voor het Rijk de titel: "Des Heiligen Roomsen Rijks Graaf".

"Heren van de kerk"

Op kerkelijk gebied hadden de Heren het "collatierecht", het recht, "kerkdienaren" te benoemen in Almelo en Wierden. Ze waren bovendien eigenzinnig. Pas in 1618 ging de Heer van Almelo over tot de Gereformeerde Religie maar bleef anderen in bescherming houden, zoals het Catharijneklooster. In 1665 werd de druk van de Overijsselse overheid te groot. Ook de Mennisten, economisch een belangrijke groep, en de Luthersen hadden het goed in Almelo. Duidelijk is, dat deze toestand in de Classis Deventer, waartoe Almelo behoorde, moeilijkheden kon geven. Vaak was er onenigheid over benoemingen van predikanten buiten de Classis om. Toen de Heer in 1618 tot de Reformatie overging, waren er slechts vijf leden, tijdens de ambtsperiode van ds.Chr.Ledeboer groeide het aantal tot meer dan 500. Toen de Heer in 1653 een 2e predikant benoemde schreef hij naderhand aan de Classis: "versoeke ik Zeyger van Rechteren Patroen en Collator....van den E.Classe van Deventer den selven Domn. Henricum Camerlinck met oplegginge der Handen daer toe te willen gelieven t'investieren en bevestigen". In 1795, het jaar van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, vervielen alle grafelijke rechten, maar niet voor lang. Na de Franse tijd kreeg het Gravenhuis zijn rechten terug en pas in 1927 (!) werd het collatierecht definitief afgeschaft.

De kerk in de 19de eeuw

Het lag wellicht aan de invloed van de Graaf op kerkelijk Almelo, dat de Afscheiding van 1834 geen ingang vond. Wel waren er - zoals ze wel werden genoemd - "bevindelijke Gereformeerden", maar die gingen in het nabijgelegen dorpje Enter ter kerke. Het heeft tot 1861 geduurd eer er een "Christelijke Gereformeerde Kerk" werd geïnstitueerd, die op 29 januari 1864 van de Minister van Justitie erkenning kreeg, onder de naam "Christelijke Afgescheiden Gemeente". De Afgescheidenen bouwden in 1861 een klein kerkgebouw, aan de westrand van de stad. In 1891 diende zich de "Doleantie" aan, doordat een aantal kerkenraadsleden van de Grote Kerk de in 1816 aangenomen kerkorde "voor vervallen" verklaarde, "en is van nu af weer kracht en geldigheid verleend aan de Dordtsche Kerkenorde, die hier vóór 1816 gold, behoudens zulke wijzigingen, als door den veranderden staatkundigen toestand vanzelf ontstaan zijn". Ook hiervan werd officieel kennis gegeven, en wel aan H.M. de Koningin en aan de burgemeester van Almelo; de naam was "De Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Almelo". Vanaf juni 1892, na de Synode te Amsterdam, heetten de twee kerken Gereformeerde Kerk te Almelo A, resp. B. In 1894 smolten ze samen tot één kerk, de Gereformeerde Kerk te Almelo, deel uitmakend van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Een aantal leden van de kerk-A hield zich afzijdig en deelde in een brief van 1 october 1894 aan H.M.de Koningin mee, dat ze met diepe droefheid van deze samensmelting hadden kennis genomen. Ze beschouwden dit "niet anders dan eene opheffing der Christelijke Gereformeerde Kerk". H.M. werd erop gewezen, dat de Chr. Geref. Kerk te Almelo nu "niet als vernietigd (is te ) beschouwen maar bestaan bleef overeenkomstig het Reglement, in 1869 Koninklijk goedgekeurd". Hun kleine kerkgebouw werd in 1927 vervangen door het grote gebouw dat vandaag nog in gebruik is. De uit A en B voortgekomen kerk nam op 28 augustus 1898 een nieuw gebouw in gebruik, maar reeds 12 jaren later, op 25 juni 1910 werd de eerste steen gelegd voor een grote kerk, in de volksmond bekend als "Molenkampparkkerk". In de 1935 kwam er een tweede gebouw bij, aan de noordkant van de stad. Ontvolking van de binnenstad was één van de redenen, dat op 31.12.1971 de Molenkampparkkerk werd gesloten en in 1973 afgebroken.

Na 1944

Het was vanuit de Molenkampparkkerk, dat de Vrijmaking begon. Een diaken, J.Hagens, kon zich niet verenigen met de Synodebesluiten van 1942/'43 en wilde in de gemeente hierover niet zwijgen. Hij werd op 16 maart 1945 geschorst voor de duur van drie maanden, nadat er in zijn woning op 13 maart een voorlichtingsavond was gehouden onder leiding van ds.I.de Wolff uit Enschede. Daarbij werd ook de Acte van Vrijmaking of Wederkeer ondertekend door 13 mensen. In totaal maakten zich 16 mensen los van de Geref. Kerk. In een vergadering op 17 maart, waarbij ook de predikanten ds. Milo en ds. Rijksen (die zich "bezwaard" noemde) aanwezig waren, werd opnieuw door ds. de Wolff e.e.a. toegelicht en tekenden nog eens negen leden de Acte. Vooral ds. Rijksen was teleurgesteld. Hij schreef: "Maar het schijnt dat het toch zo moet. Dat is een rekening die ons, Gereformeerden, gepresenteerd wordt over de schulden die wij sinds jaren gemaakt hebben in ons kerkelijk leven. Het gebrek aan liefde, aan enthousiasme, aan geloofsijver, begint zich thans te wreken. Wij plukken de wrange vruchten van zelfgenoegzaamheid en verstarring".

"Kerkelijke zwerftocht"

Almelo was nu, aldus ds. de Wolff, de 75e Vrijgemaakte gemeente. Op 18 maart werd de eerste kerkdienst gehouden in "Berea", een piepklein gebouwtje van de Tempeliers. Ds. de Wolff logeerde in huize Hagens, samen met zijn zoon Charles, die die zondag meteen onze eerste organist was. Er werd gecollecteerd in de hoeden van enkele broeders. En in mijn eigen herinnering paste het grote Enschedese Avondmaalsstel nauwelijks op de tafel in het kleine zaaltje. Later verhuisde de gemeente naar het Christelijk Verenigingsgebouw, waar de diensten werden gehouden in de grote vergader- en toneelzaal, de catechisaties in het Jozefzaaltje, een lange pijpenla met vier enorme wandschilderijen uit het leven van Jozef en zijn broers. Onze kerkelijke stads-zwerftocht voerde ons vervolgens naar het gebouw van de Uniebaptisten, daarna naar dat van de Apostolische gemeente en vervolgens naar de grote Vrijzinnige kerk, waar we voor het eerst met een echt groot kerkorgel te maken kregen, een pneumatisch "Standaard"-orgel. De zwerftocht eindigde in 1971, toen we een eigen gebouw mochten betrekken. Twintig jaren later was dit te klein geworden voor de gemeente, die in de loop der jaren tot tegen de 500 leden was gegroeid, en werd daar tegenaan een grote kerkzaal gebouwd, waarbij de oude werd "verknipt" tot hal en vergadergelegenheden. De moeilijkheden in de jaren-1950 (de "B.A.Bos-actie") zijn onze gemeente niet voorbijgegaan. Van de 180 leden verliet maar liefst een 60-tal de kerk, waaronder vrijwel één hele, grote familie. Dat was in de periode van ds.F.F.Pels, die in 1948 ds.Koolstra, onze eerste predikant, was opgevolgd. Na hem is ds.Van Ommen, in afwachting van zijn uitzending naar Soemba, een tijdje predikant bij ons geweest. In 1955 kwam ds.W.G.Raven, die 30 jaren de gemeente mocht dienen, tot zijn emeritaat in 1985. De volgende pastores waren ds. Jt.Jansen (1986-1993) en ds. J.Glas (1995-2001). Op 24 februari 2002 mocht ds. E.C.Luth bevestigd worden. De naoorlogse bloei van de textielindustrie bracht na 1950 velen uit de Overijsselse Vechtstreek naar Almelo en ook onze gemeente ondervond hiervan een flinke groei. We beschouwen het als een grote zegen van de Here dat het na alle moeiten van de jaren-1960 in Almelo niet tot een breuk is gekomen. De onderlinge band bleek, tegen alles in, sterk genoeg. Toen het Gereformeerde leven in wat rustiger vaarwater was gekomen, mocht het gemeentelijke leven in al zijn facetten opbloeien. Er was gestadige groei, hoewel Almelo naast de vaste, grote kern het karakter heeft van een "doorstoomgemeente". Waaraan dat ligt, is voer voor sociologen. Het ledental schommelt steeds rond de 500. Er is een bloeiend verenigingsleven waarin de jongeren bepaald geen geringe partij meeblazen. Ook op ander gebied is de jeugd actief, o.a. bij evangelisatiewerk, een eigen jeugdsoos en het af en toe houden van een "sing in".

Doen onderwijzen

Jarenlang gingen onze kinderen in Mariënberg naar de Gereformeerde basisschool "De Regenboog", tot we op 9 september 1989 in Almelo konden starten met "De Fakkel". Voor voortgezet onderwijs zijn we aangewezen op Enschede, Hardenberg en Zwolle.

Was muziek en zang er niet...

Bij voorbereidingen voor de nieuwe kerkzaal werd meteen uitgezien naar een goed, betaalbaar orgel. Na enig zoeken konden we, dank zij orgelbouwer F.R.Feenstra te Grootegast de hand leggen op een Engels orgel uit 1857 van de bouwer Joseph Walker. Het telt 16 stemmen, twee manualen en een vrij pedaal met alleen Subbas 16' en verder te koppelen. We zijn er geweldig rijk mee. Naast het orgel doen, vaak in diensten met een wat feestelijker karakter, spelers op andere instrumenten mee. Er is veel en goed potentieel zoals ook bij sing-ins is te merken! Bovendien hebben we een klein maar fijn koor, dat bij uitvoeringen blijk geeft van goede klasse. Wat een enthousiaste vakdirigent al niet kan bereiken! We staan in de beginperiode van veel kerkelijke veranderingen en vernieuwingen. Nieuwe liederen geven impulsen aan de kerkzang. Intensieve contacten met de Christelijke Gereformeerde zusterkerk openen wegen voor de toekomst. We hopen en bidden, dat de echte HEER der Kerk ook Almelo's gemeente blijft bewaren.

H.Hagens

Bronnen:

  • Archief Gemeente Almelo G.J.ter Kuile.
  • De opkomst van Almelo en omgeving (Almelo, 1947)
  • J.L.Gouman, artikelen in het Almelose kerkblad van 17.9.1994 en 11.3.1995
  • mr.A.F.L.Graaf van Rechteren Limpurg e.a.
  • De Grote Kerk in Almelo (Almelo, 1990)